Persoonlijk & Intiem

Zonder vader, zonder moeder. Afscheid en officieel wees.

8 september 2014
je stierf 14 augustus jl.
wat heb je geleden
ging de demente ziel ten onder
of hemelwaarts?
mijn moeder

soms was er een lach

zonder vader, zonder moeder

Mijn vader stierf 17 maart 1996. Mijn moeder 14 augustus 2014.

Nu ben ik officieel wees.

Geen vader. Geen moeder.

Net terug van een excursie naar de Noordkaap las ik het bericht van mijn broer: „Het gaat niet goed met mamma”. Het waren verwarde berichten over niet meer eten en sondevoeding. De arts van het verpleeghuis bracht duidelijkheid. Plotseling was haar slikfunctie uitgevallen. Ze kon niet meer eten en niet meer drinken. Van sondevoeding was geen sprake. Waarom? Die slikfunctie kwam toch nooit meer terug.

het bespoedigen van het einde

Diepgaand en gedetailleerd hadden we de laatste maanden al gesproken over het „bespoedigen van het einde”. Tijdens die gesprekken overviel me een gevoel van ‚uittreden’. Ik was aanwezig, maar tegelijk ook niet. Een rationeel gesprek voeren over hoe mijn moeder zo snel mogelijk kon sterven: hoe vervreemdend is dat.

Wat waren de opties?
Mocht ze haar heup breken dan niet opereren. Als je diep in de tachtig bent ga je kennelijk dood aan een gebroken heup. Bij een gebroken pols is dat niet het geval. Dan wel behandelen dus. Maar in geval van longontsteking dan weer geen antibiotica.

pimpelpaars

Mamma viel vaak. Regelmatig troffen we haar aan met een beschadigd voorhoofd als gevolg van een val. Altijd aan de rechter kant. Boven de wenkbrauw. Daar lag kennelijk haar zwaartepunt. Opgezet, pimpelpaars, langzaam verkleurend naar lichtgeel. Nog voor de normale huidskleur was teruggekeerd, was ze vaak alweer gevallen.

De rollator voegde niet veel toe. Ze kon moeilijk de goede houding vinden. Je staat er niet bij stil, maar het vergt de nodige coördinatie om rechtop en even snel te lopen als de rollator zich op de wielen voortbeweegt. Steeds was de rollator haar te snel af en draafde ze er voorovergebogen achteraan.

bewegen

De laatste paar maanden liep ze steeds minder. Opeens wist ze niet meer dat ze de ene voet voor de andere moest zetten om voort te bewegen. Ze zat steeds vaker in een rolstoel.

Wat ging dat snel. December 2011/januari 2012 ging ze nog met ons mee naar Rome. We waren met 11 man, waaronder 7 pubers. De leeftijd varieerde van 12 tot 86. We hadden er een dagtaak aan om haar bij te houden. Ze liep als een kieviet en ook trappen lopen ging haar prima af. Praten kon ze toen al jaren niet meer.

Steeds vaker stagneerde een beweging. Of kwam gewoon niet meer op gang. Een kopje thee op weg naar haar mond bleef halverwege steken. Het hing doelloos in de lucht. Ze kon ernaar kijken met een blik van: hè, wat doet dat kopje daar ineens?

Ze zakte langzaam in elkaar, richting foetushouding. Een paar dagen voor we op vakantie gingen, kreeg ze een andere rolstoel. Eéntje met een kiep functie. Door de stoel naar achtereen te kantelen, zakte mamma minder naar voren.

slikken

Maandag 4 augustus kreeg ze zittend in die stoel nog voedsel. De dag erna lag ze in bed en kon ze nog mondjesmaat een en ander binnen krijgen. Daarna was het gedaan, zeiden ze. Als de verzorgers haar iets toedienden, een beetje yoghurt of appelmoes -dat is makkelijker slikken dan water, vertelde men mij- dan bleef het steken in haar mond. De reflex van doorslikken was verdwenen.

Nog één maal lukte het haar toch. Een paar dagen na mijn terugkeer uit Noorwegen zat ik naast haar bed en maakte ik haar lippen nat. Ik bemerkte een sterke gretigheid naar vocht. Als ik met het spons-stokje, de ’swab’ haar mond naderde, deed ze die verlangend wagenwijd open. Ze lag met haar hoofd enigszins naar opzij gedraaid. Met een lepeltje druppelde ik wat water in haar mondholte. In haar wang verzamelde zich een piepklein plasje, dat ze vervolgens geconcentreerd met veel moeite doorslikte. Als een kind zo blij was ik. Wat moest ze een dorst hebben. Wat moesten die paar druppeltjes haar veel verlichting geven. De volgende dag probeerde ik het hoopvol opnieuw, maar het ging niet meer. Meteen bij het eerste druppeltje verslikte ze zich. Ze kreeg het echt niet voor elkaar om het zo begeerde vocht door te slikken.

het einde nadert

Tja, net terug van een bezoek aan dat uiterste puntje van Europa krijg je dan toch het bericht „het gaat niet goed met je moeder”. Het einde is nabij. Hoe lang het zou duren kon de arts mij niet vertellen. Een paar dagen, hooguit twee weken. Ik moest terug naar Nederland en wel zo snel mogelijk. Als een machine, gevoed door een mix van angst en adrenaline, ging ik meticuleus te werk. Een paar noodzakelijke zaken pakte ik in. Tandenborstel, schone onderbroek, telefoonoplader. De volgende ochtend kon ik om 8.33 uur via Vadsø naar Tromsø vliegen. Vandaar naar Oslo en via Kopenhagen naar Amsterdam. Met de trein van Schiphol naar Den Haag, waarna de taxi me donderdag 7 augustus om 20.45 uur voor de deur van het verpleeghuis afzette.

afscheid

Ze was toen nog bij bewustzijn. Vanuit haar schemerwereld richtte ze haar blik op mij. Ze zag me en huilde. Haar tranen vermengden zich met de mijne. De verzorgers waren verbaasd. Al dagen had ze nergens meer op gereageerd. Ik voelde trots. Trots dat ik, haar dochter, nog wel toegang tot haar had.

Die nacht sliep ik naast haar. Rustig en diep, het ritme herhalend van haar ademhaling.
Nog zes dagen zat ik aan haar bed. Comfortabel in haar oude-van-dagen stoel met voetenbankje.

Zoon B. kwam uit Frankrijk en arriveerde zondagochtend. Echtgenoot B. en dochter A. deden er vier dagen over om met de auto van Noord-Noorwegen via Finland, Zweden en Duitsland naar ons toe te komen. Zij waren er zondagmiddag. Nog reageerde ze. Ze pakte hun handen vast, liet niet meer los. Misschien wist ze niet meer precies wie we waren, maar alleen aan haar naaste familieleden schonk zij haar laatste tekenen van leven.

Ontroerend was haar afscheid van mijn broer, haar zoon. Hij zat naast haar bed toen een stramme vinger langzaam zijn richting op kwam. Hij boog zich naar haar toe en haar vinger ging samen met haar hand en arm om zijn hals. Ze trok zijn hoofd naar haar borst en met alle kracht die ze in zich had drukte ze het hoofd van haar zoon tegen zich aan.

In het diepste beleef je dan het mysterie van familie zijn, van verbondenheid dwars door dementie en wegvallend bewustzijn heen.

Waar is de ziel van de demente mens? Er zitten gaten in de hersenen. Ze zijn verdwenen, kapot. Herstel je na je overlijden in pure vorm? Herstelt je ziel zich van de schade die je opliep door verdriet, teleurstelling, verlaten of afgewezen worden? Blijft ondanks die ervaringen je essentiële IK intact? Ergens op een verborgen plekje waar niets en niemand bij kan? Komt die kern, dat wat jou jou maakt, ongeschonden tevoorschijn na het overlijden? Is sterven de bevrijding van je wezen?

Al vele jaren kijk ik tijdens de noodzakelijke stoelgang naar een prentje dat ik kreeg van een vriendin met de tekst: „de kern van ons wezen is liefde”.

zonder moeder. waar blijft de ziel?

thuis

Bij mij thuis namen we afscheid van haar. Informeel en liefdevol. Voor het laatst was haar omhulsel onder ons. We vierden haar leven.

moeder overleden het afscheid was bij ons thuis

voor de crematie afscheid bij ons thuis

gedicht

zonder moeder

op het zwarte vest
tref ik nog
je tedere grijze haren

ik laat ze

met je laatste maaltijd
bevlekte je je doodskleed

ik laat je los
ik pak je vast
je gezicht als was het van was

ik streel je arm
zepig, vettig
al
stervende in het versterven
nog voor de laatste
dunne zucht

je gebroken ogen geloken
krijgen een betekenis
verdwenen hun diepten
stuitend op troebel grijs

naast je
liet je me verweesd achter

Andere interessante posts

Geen Reacties

Laat een reactie achter