Monthly Archives

mei 2015

Gedicht Persoonlijk & Intiem

de 50plus blues

31 mei 2015
mijn dansschoenen

Gisteren moest ik

Eergisteren ‘moest’ ik naar een huwelijk.

Het was een sprookje (echt).

Zij 51. Hij bijna 65. Allebei eerder getrouwd geweest. Zij gescheiden. Hij weduwnaar. Beiden twee kinderen. Hij al opa.

Ze trouwden in de prachtige ambiance van een kasteeltuin. Ze waren zeer smaakvol gekleed. Niet in het wit gelukkig. Dat zouden maagdelijke bruidjes ook eens moeten proberen.

’s Avonds was het groot feest. Mijn lief en ik bleven tot in de vroege uurtjes van the day after.

Wat hebben we gedanst. Bijna de hele avond swingden, slowden, stijldansten en rock-en-rollden we erop los.

Ik op mijn favoriete redelijk hoog gehakte paarse lakschoenen. Hij op van die puntige exemplaren met een print van krokodillenleer.

Zweet druppelde vanuit mijn nek langs mijn ruggengraat. Mijn lief was nat tot op zijn onderbroek.

Eigenlijk geen zin

Ik had een heerlijke avond. Uiteindelijk.

Zoals zo vaak, had ik eigenlijk geen zin. Maar ja, het moet. Het eerste uur of zo beweeg ik me dan wat roestig tussen de tafeltjes en langs de bar, een (enigszins) onechte glimlach op de lippen. Zo voelt dat dan, van binnen. Ik weet niet of anderen dat zien. Echt, geen idee. Daar zou ik wel eens een enquete over willen houden.

Hoe minder mensen ik ken, hoe sterker dat ongemakkelijke gevoel is. Zeker op een feest.

Bij een diner ligt het anders, ook als ik mijn disgenoten niet of nauwelijks ken. Je moet blijven zitten waar je zit en bent als relatief kleine groep enkele uren tot elkaar veroordeeld. Converseren gaat dan haast vanzelf, zeker na een paar glaasjes wijn.

Bij zakelijke bijeenkomsten heb ik eigenlijk nooit last van schroom o.i.d. Ik ben niet verlegen en zeker geen type muurbloem. Prietpraat is niet mijn fort. Het is mijn passie om over ‚inhoud’ te praten. Ik voel me thuis op bijeenkomsten met collega’s uit mijn eigen vakgebied.

Op zo’n feest als gisteravond moet je je openstellen aan individuen van zeer diverse pluimage. Je moet vaak zelf het initiatief nemen om bij iemand of een groepje aan te sluiten. Zorgen dat je ertussen komt en meteen de juiste toon vinden. Dat kan nog een hele klus zijn en succes is niet verzekerd.

Het liefst kijk ik eerst de kat uit de boom. Dan stel ik me op als muurbloem, maar dat ben ik van nature dus niet en ik voel me daar niet senang bij.

Dansen

Voor mij is dansen dan een uitkomst. Zeker met mijn eigen partner. Hij kent me door en door. Weet dat ik me niet helemaal op mijn gemak voel. Weet dat dansen mij helpt om los te komen en los te gaan.

Zo ging het eergisteravond ook. Uren hebben we gedanst. Meestal samen, soms met iemand anders of in een groep. Tot aan de polonaise aan toe.

Op de dansvloer wordt ik frank en vrij. Na de eerste dansexercities lopen ook de contacten buiten de dansvloer een stuk gesmeerder.

Zwartgallige pop up screens

Dan ben ik dus lekker aan het dansen, dan heb ik het naar m’n zin, verschijnen er ineens van die pop up screens in mijn brein met van die zwartgallige gedachten.

Vergankelijkheidsgedachten. Vanitas. Heden ik, morgen ghij.

Ik bekijk het gezelschap. De meesten zijn de 60 al lang gepasseerd. Als kinderen van de zestiger jaren bewegen ze zich net als ik frank en vrij op de dansvloer. Een sterk gevoel van trots op die ‘oudjes’ komt in mij op. En ik gun het ‘ze’ zo van harte. Dat ‘ze’ dat nog kunnen. Wat zien ‘ze’ er nog goed uit. Wat bewegen ‘ze’ nog soepel.

Slechts in een flits durf ik „ze” door „ik” te vervangen.

Tegelijkertijd denk ik: „hoe lang nog?” en „zullen ze er allemaal nog bij zijn op het volgende feest”.

Dan kijk ik naar mijn lief. Wat is hij vrolijk. Hij heeft het reuze naar zijn zin. Het zijn zijn vrienden. Het is zijn kring. Hij voelt zich thuis.

Hij is 12 jaar ouder dan ik. Oergezond. Slank. „Mooie man” denk ik. „Viriel”.

En ja, dan steken diezelfde gedachten de kop op: „hoe lang nog?” en „staan we het volgende feest nog net zo vitaal te wezen op de dansvloer?”

The day after overheerst (god zij dank) het wat-was-het-een-leuke-avond-gevoel. Maar die vergankelijkheidsgedachten zijn niet helemaal verdwenen. Het maakt me melancholiek.

De weemoed maakt me weeïg (nee het is niet de drank, ik was de Bob).

Ik herken veel van vroeger. Hodie mihi, cras tibi (heden ik, morgen gij) maakte op mij als jong meisje een onuitwisbare indruk. Het ging erin als Gods woord in een ouderling.

Nu ik 50plus ben, komt het „heden gij, morgen ik” dichtbij, letterlijk en figuurlijk. Het krijgt een andere lading. Na de dood van weer een vriend(in) in mijn eigen leeftijdscategorie is het abstracte er wel vanaf.

Frank en vrij

De grote vraag is: wat moet ik in godsnaam met die gedachten en gevoelens? Ik probeer mezelf wijs te maken (echt wijs), dat ik een keuze heb. Blijf ik steken in verlammende weemoedigheid. Of gebruik ik die 50plus blues als krachtbron om blijmoedig te genieten van elke nieuwe dag.

Het is de kunst om elke dag te zien als een feest. Een feest waarin je je frank en vrij beweegt op de dansvloer van het leven.

 

Gedicht

the place to be
op feesten en partijen
keuvel ik
uiteindelijk
met iedereen

binnen in een stille diepte
verstomd het lachen
vergaan

het opwellende onderwerp
blijft steken
in een anekdote of dronkenmansgelal

in geroezemoes duik ik onder
verdwijn ik in the place to be
daar lokt het water

daar waar ik met opgetrokken knieën
zit in het raamkozijn

Gedicht

Waarom? Een dag van vooral veel vragen.

19 mei 2015

Waarom?

Vandaag, 19 mei, is een bijzondere dag.

Een dag van elkaar steeds even vasthouden. Een dag van kleine glimlachjes. Kneepjes in een arm. Aai over de bol.

Een dag van vooral veel vragen. Vragen waarvan je weet, dat ze nooit beantwoord zullen worden.

Waarom pleger?

waarom pleger?
ik hield toch van je
ik hou toch van je
ik was toch deel van jou
onderdeel
en één
geheel
ik ben toch uit jou
en in jou
en door jou
en met jou
waarom dan?

 

PS

Afbeelding: met dank aan zenoemenhetdesignthinking.wordpress.com

 

 

 

 

 

 

 

 

Gedicht

Moederdag met rozen uit Afrika

10 mei 2015

Dag Moederdag

dag moeder

rozen speciaal voor jou
ingevlogen uit Afrika

daar waar
rode rozen
en witte rozen
en gele rozen
en roze rozen
onder ongeëvenaarde omstandigheden
tot wasdom komen

gekoesterd door 12 uur zon
en 12 uur schaduw

geplukt door de zwarte handen
van zwarte moeders
en aanstaande moeders

gebonden tot een bos
van 10 of 20

geschikt door blanke handen
van blanke dochters

„dag mam
kijk eens hoe mooi
al die kleurtjes

zal ik ze even in een vaasje zetten”?

Gezien & Gelezen

Herman de Vries op de Biënnale van Venetië.

3 mei 2015

Wat een prachtige krasse knar. Wat een prachtige kop.

Herman de Vries (83) vertegenwoordigt Nederland op de Biënnale van Venetië dit jaar. Van oorsprong is hij plantkundige. Zijn vrije geest ging waar het heen moest gaan. De Vries werd kunstenaar.

Afgelopen vrijdag (1 mei) stond er in de Volkskrant een indrukwekkend interview met hem door Stefan Kuiper.

De natuur was en is en blijft zijn inspiratiebron.

Moeder natuur

“De natuur is onze primaire werkelijkheid. De cultuur komt daarna. Internet is tertiair, dat komt weer voort uit de cultuur. Maar alles voert uiteindelijk terug op de natuur; zij is het begin en het eind.”

“Daaruit verklaar ik de aantrekkingskracht van ruïnes; de natuur neemt de cultuur terug. In Venetië toon ik dat ook: een vervallen kerk waar de bomen het gebouw overwoekeren en de vlier door de tralievensters groeit. Op een wand heb ik een plakkaat laten aanbrengen: natura mater. Moeder natuur.”

P7300618

De natuur neemt de cultuur terug. Estland juli 2010. Ook ik ben gefascineerd door ruïnes.

 

Herman: see you in Venetië! Ergens tussen 9 mei en 22 november 2015.

Links

Hier had ik een link willen plaatsen naar het betreffende interview in de Volkskrant, maar het lukte me helaas niet om de link te knippen en plakken, noch die van de Biënnale, helaas. Maar met googelen kom je er vast ook wel.

http://www.hermandevries.org

 

 

 

 

Heldinnen & Other Animals Mindstyle & Lifestyle

Levenslessen van mijn kapper en zijn zoektocht naar bezinning

3 mei 2015

Een vrouw en haar kapper

Een vrouw kan een heel speciale band hebben met haar kapper. Met goed haar (en het juiste ondergoed!) kun je als vrouw tenslotte de hele wereld (beter) aan.

Hoe vaak lees je in ‘de bladen’  niet over de bijzondere band tussen sterren en hun kapper. Zo spreekt Leco van Zadelhoff over “Estelle, Leontien, Liza, Sylvana, Victoria en Carolien” als “zijn beste vriendinnen”.

De kapper heeft allerlei technieken tot zijn beschikking. Hij kan je een ‘blunt cut’  geven. Je haar wordt dan kaarsrecht op één lijn geknipt. Of hij doet het tegenovergestelde en knipt je haar in laagjes. Als finishing touch kan hij nog wat effileren voor meer volume. Dan wordt je haar hier en daar wat uitgedund met een speciale effileerschaar met tanden. Of hij kiest voor slicen. Dan knipt hij niet, maar snijdt hij het haar met een schaar of een mesje.

Vertrouwen

Een vrouw wil vertrouwen hebben in haar kapper. Vertrouwen in zijn/haar adviezen over lengte, coupe en kleur.

Als je de kapperszaak uitloopt moet je je stralend voelen. En als je haar dan ook de volgende dag nog goed zit, nou, dan heb je je kapper gevonden.

Zo ook ik. Al jaren kom ik bij R. Afhankelijk van het seizoen (en soms van een bijzondere gelegenheid waar ik heen moet) knipt hij het korter of langer, krijg ik high-  of lowlights of steekt hij het op onnavolgbare wijze voor me op.

Thuis gekomen krijg ik dan de nodige complimentjes, want zelfs na een fietstocht van 20 minuten met straffe wind tegen zit het nog goed.

Was het maar elke dag zo’n feest.

levenslessen bij de kapper

na 20 minuten fietsen nog perfect in model

Zelfvertrouwen

Als je van de kapper komt, moet je zelfvertrouwen een flinke boost hebben gekregen. Vind ik.

Als ik bij R. de salon uit loop voel me altijd knapper, eleganter en jonger dan toen ik er binnen ging. Wat een lekker gevoel is dat toch.

Als je haar maar goed zit

Tot een jaar of 30 ging ik niet of nauwelijks naar de kapper. Mijn haar was halflang en golvend en ik hoefde er weinig aan te doen. Los of opgestoken, het zat eigenlijk altijd wel goed. Ik kon ook zo met nat haar de deur uit. De fiets was mijn föhn. Door de wind gedroogd zat het fantastisch.

En…..er was nog geen grijze haar te bekennen.

Maar ja, dat verandert. Grijs haar staat me niet. Vind ik. Dus zit ik vast aan elke zes weken verven.

Eerst deed ik dat zelf, maar nu doet R. dat voor me. Gecombineerd met wassen, knippen, föhnen.

Vat vol levenswijsheden

R. is een fantastische kapper. Niet alleen omdat hij kan knippen als geen ander. Hij is ook een vat vol levenswijsheden. Zijn Limburgse tongval zet zijn uitspraken extra kracht bij. Zo ook zijn persoonlijke intonatie, die ik uit duizenden zou herkennen. Zijn zinnen eindigen steevast een octaaf of wat hoger dan ze beginnen. Of worden vragend uitgesproken.

R. heeft ook een bijzondere en karakteristieke motoriek. Zijn bewegingen zijn wat schokkerig, wat zijn knipvaardigheid overigens geenszins belemmerd. Aan het eind van een betoog blijft de hand met de schaar altijd even in de lucht zweven. De schouders opgetrokken, het hoofd schuin, de ogen vragend „ja, toch, zo is het toch”. En dat meestal gecombineerd met een voorzichtig lachje en stralende ogen.

Mijn kapper is een strijdbare persoon, die vaak in de clinch ligt met logge organisaties en instanties. Ik zit al heel wat jaren regelmatig bij hem in de kappersstoel en ik heb gezien hoe hij streed als Don Quichot tegen de windmolens. Erg gelukkig werd hij daar niet van. Dat besefte hij zelf als geen ander en op een gegeven moment heeft hij besloten dat daar verandering in moest komen. Tegenwoordig windt hij zich niet meer op over bureaucratische muren waar hij toch niet doorheen komt.

Ik heb bewondering voor hem. Het vereist niet alleen zelfkennis, maar ook kracht om de scherpe kantjes van je eigen aard bij te kunnen vijlen.

Elke keer als hij mijn haar onder handen neemt, leer ik van hem.

Moeder

Mijn vorige bezoek aan R. was intenser dan anders. Zijn moeder was overleden en de dag ervoor gecremeerd.

R. overhandigde mij een door haar geschreven brief. Ze wist dat het einde naderde en ze had de brief geschreven om zich postuum nog een laatste keer te kunnen verstaan met haar „lieve familie, vrienden en kennissen”. Het epistel werd na de crematie (die in kleine kring plaatsvond) toegezonden aan al degenen die haar kenden.

Zo bijzonder dat ik, als buitenstaander, deze laatste woorden nu kon lezen. Het gaf een intieme inkijk in het leven van iemand die ik nooit heb gekend.

Dat ze bijna heel haar leven ziek was geweest en veel pijn had gehad wist ik al uit de verhalen van haar zoon. We spraken daarover tijdens het verven, wassen, knippen en föhnen. We spraken over de dood, over haar aangekondigde dood.

Ik heb jarenlang op een begraafplaats en crematorium gewerkt. Daardoor spreken mensen met mij makkelijker over de dood dan met anderen. Hoewel dat misschien juist niet voor R. geldt. Hij spreekt sowieso uitzonderlijk vrij over alles wat hij heeft meegemaakt en wat hem bezighoudt.

Champagne

Vandaag schonk R. champagne. We dronken op zijn moeder.

Hij deelde zijn ervaringen en gevoelens van de afgelopen week. Hij prees de liefde die hij voelde voor zijn vak. Dat had hem erdoorheen gesleept, die dagen tussen overlijden en begrafenis.

Hij werd geboren in het diepe zuiden van ons land. Daar woonde zijn moeder. Daar overleed zijn moeder. Er was een grote fysieke afstand tussen hen. Na haar overlijden reisde hij niet af naar Limburg, maar hij bleef thuis en aan het werk. Tot de crematie dus.

Hij had veel kunnen delen met zijn vaste klanten. Want zo’n kapper is hij dus. Een kapper waar je een band mee krijgt. Die je kust als je binnenkomt. Een kapper waar je een beetje van gaat houden.

En nu dronken we champagne. Op zijn moeder. Hij was niet verdrietig. Eerder opgelucht. Blij. Voor haar. Omdat ze uit haar lijden was verlost.

Maar ook omdat hij gelovig is. Met stralende ogen zei hij „wat is er nu mooier dan….”.
In die blik, in het afbreken van de zin, in de stilte die volgde, lag zijn hele geloof besloten.

Wat is er nu mooier dan het aardse bestaan om te kunnen wisselen voor het hemelse.

Bezinning

De dag voor de crematie liep hij langs een van de imposantste kerken van Den Haag. Hij ging naar binnen voor bezinning. Dat was het woord dat hij gebruikte “bezinning”.

Er bleek een mis gaande. De schrik sloeg hem even om het hart. Een mis midden op de dag. Was hij misschien in een uitvaartdienst beland?

Er zaten mensen op de voorste rij. Dat deed hem aarzelen om naar voren te lopen, naar het altaar. Maar hij deed het toch „om zo dicht mogelijk bij Jezus te zijn”. Zo zei hij dat. Waarna hij eraan toevoegde: „ja toch”.

Ter communie ging hij niet. Integendeel. Dat en de aanwezigheid van andere mensen was voor hem aanleiding om de kerk “uit te vluchtten”.

Zonder mensen

Een lege en stille kerk als ideale plek om even alleen en onthecht te zijn.

De juiste plek voor bezinning, maar dan wel zonder mensen.

Dat geld vast voor meer hedendaagse bezinningzoekers.